Mijn naam is Jellie, opgegroeid in een liefdevol gezin, met in mijn jeugd veel normen en waarden. Daar waar die normen en waarden in mijn kindertijd voor veiligheid en geborgenheid zorgden, voelden deze toen ik ouder werd als een belerende vinger. Het goed moeten doen. Het gevoel hebben dat er altijd iemand mee keek. ‘Pas op… want anders….’ Het maakte dat ik het gevoel had niet goed genoeg te zijn. Niet aan het plaatje kon voldoen. Dat ik bang was om fouten te maken. Te falen. ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. Ik durfde niet op te vallen, niet te zeggen wat ik dacht of wilde. Bang voor wat een ander er van zou vinden of er mogelijk over zou zeggen. Of erger: dat er over mij gepraat zou worden. Ik durfde niet mijzelf te ZIJN.
Rond mijn dertigste deed ik heel hard mijn best om een goede echtgenote, moeder, vriendin, dochter, zus, collega etc. te zijn. Het bleek onmogelijk overal goed in te zijn.
Pas na mijn scheiding in 2013, toen ik voor het eerst echt op mijzelf aan was gewezen (ik had daarvoor nooit op mezelf gewoond) leerde ik mijzelf kennen. Dat ging met vallen en opstaan. Want wie ben ik dan? Wat wil ik? Waar sta ik voor? Waar ben ik goed in? Waar word ik blij van?
Al die jaren probeerde ik te voldoen aan een bepaald beeld. Te zijn als een ander. De gemiddelde mens (mij niet realiserend dat die niet bestaat ;)). Ik probeerde iemand te zijn die ik niet was. Probeerde in een hokje te passen. Het vrat energie. Wat zorgde voor angsten. Ik durfde niet mezelf te zijn. Pas toen ik mezelf leerde accepteren, met al mijn mooie en minder mooie kanten, durfde ik mezelf te ZIJN.